Kennisatelier
Innovaties in de jeugdhulpketen

10e Kennisatelier van ST-RAW, 21 november 2019:
Innovaties nader bekeken


Innovaties in de jeugdzorg zijn belangrijk. Maar, doen die wat ze moeten doen? Het 10e kennisatelier van ST-RAW ging over deze vraag. Een prikkelende stelling was dat echt innoveren in de jeugdhulp onmogelijk is binnen de huidige regels en systemen. Dat gezegd hebbend, werd deze middag een aantal innovaties nader bekeken: die van de FACT-teams en van SPAN.

In de specialistische jeugdhulp waren in 2017 en 2018 elf innovaties. Drie daarvan zijn onderzocht op effectiviteit door ST-RAW. Wilma Jansen, coördinator van ST-RAW vertelt bij de opening meteen dat een van de onderzoeken uiteindelijk niet uitgevoerd kon worden omdat de innovatie niet gelukt is. Het ging hier om het idee ‘vraag’ gezinnen te koppelen aan ‘steun’ gezinnen. Dit bleek praktisch niet uitvoerbaar. Gezinnen woonden bijvoorbeeld te ver bij elkaar uit de buurt of er was geen passende match te maken.
Barbara van Straaten van onderzoeksinstituut IVO vertelt als eerste spreker over de innovatie rond integrale samenwerking tussen Schakenbosch, een JeugdzorgPlusinstelling in Leidschendam, en de FACT-teams van Parnassia. ‘Met een beetje geluk heb je als jongere een klik met je behandelaar. Na een tijdelijke residentiele periode wordt alles weer anders. Maar stel dat die ene vertrouwde begeleider met je meestroomt als ambulante trajectcoach. Dat kan de overgang vloeiender maken.’ Die vloeiende overgang was een van de doelen van deze innovatie, naast minder en kortere opnames. Twee trajectcoaches van Schakenbosch functioneerden in het FACT-team.

Preventie ingewikkeld
De eerste ervaringen zijn al na enkele maanden onderzocht. Onder andere via interviews met professionals, reflecties daarop en een kwalitatieve analyse. Jongeren zelf zijn in dit onderzoek niet ondervraagd. De Hogeschool Leiden doet daar langdurig onderzoek naar. Resultaten zijn nog niet bekend.
Minder opnames: van dit doel kwam weinig in de praktijk. Van Straaten: ‘Preventie blijkt toch ingewikkeld. Professionals hebben het gevoel dat ze weinig invloed hebben op de instroom. Dit lijkt een vast gegeven.’ Ook een kortere opnameduur werd niet gerealiseerd. ‘Voor een vervolgplek is een lange wachttijd en ook het vinden van een geschikte plek blijkt moeilijk. Niemand wil onnodig lange opnames, maar wat is onnodig? Professionals waren hier kritisch over. Ze vonden het beter om goed te kijken of een jongere er klaar voor is, anders komt die misschien weer terug.’

Relationeel werken
Maar er is ook goed nieuws! Een vloeiender overgang naar ambulante hulp was er zeker. ‘Een vast en vertrouwd aanspreekpunt voor jongeren en ouders blijkt positief te werken. Dit zie je ook terug in andere onderzoeken. Welke innovatie je ook toepast, de relatie tussen jongere en hulpverlener is essentieel, de vertrouwensband cruciaal. Dat je niet steeds weer een nieuw gezicht ziet en alles opnieuw moet vertellen.’ Conclusie: relationeel werken met je hart moet centraal staan.
Er waren meer positieve effecten. Zoals het vergroten van kennis voor het FACT-team, onder andere over LVB jeugd (licht verstandelijk beperkten). Ook was er enthousiasme over de FACT-werkwijze met langdurige begeleiding van een jongere en een warme overdracht. De praktische bezwaren tussen droom en daad werden ervaren als een bedreiging van dit prille en kwetsbare traject. Zoals het verdwijnen van een trajectcoach naar een andere baan, waardoor de ander er alleen voor stond. En ook de aanbestedingsregels zaten de innovatie in de weg. En, zegt Van Straaten: ‘Innovatie kost tijd, geld en veel energie. Dat geeft een hoge werkdruk.’
Het onderzoeksrapport is te vinden op www.st-raw.nl bij ‘publicaties‘.

Geen wachtlijst
Charles Silvester is manager zorg bij FACT/Parnassia. Hij vertelt dat er vier FACT-teams zijn in regio Rijnmond Zuid-Holland Zuid. Het zijn gecertificeerde multidisciplinaire teams.
‘We zijn al een paar jaar bezig met Schakenbosch om de samenwerking vorm te geven, zowel aan de voorkant als aan de achterkant. Op die voorkant (instroom) hebben we minder invloed, al denken we er wel over na. Dus is eerst de achterzijde van de samenwerking aangepakt. Gaat een jongere van Schakenbosch naar huis, dan is er begeleiding vanuit het FACT-team. De afspraak is dat hier geen wachtlijst is. Dat lukt redelijk, behalve als aanbestedingsregels meespelen.’
‘Binnen Parnassia hebben we de keus gemaakt om ambulante zorg te verlenen via intensieve behandelteams. Dat krijgt prioriteit boven een klinische opname. Daarmee krijg je meer continuïteit en betere spreiding.’
Silvester schetst dat het lastig en ingewikkeld blijft rond aanbestedingsregels, met hoofd- en onderaannemers in wisselende rollen, verschillende scenario’s, dikke contracten met lange bijlages, kortom: een enorme papierwinkel. ‘De jongeren hebben hier geen last van, maar de medewerkers wel! Bij Parnassia is het nu zo geregeld, dat één persoon dit behandelt. Ontwikkelen en uitwerken kost veel tijd.’
Toch gaan de FACT-teams door met deze werkwijze. Silvester: ‘Het is goed dat we dit doen. De meerwaarde is dat een hulpverlener van Schakenbosch de jongere blijft begeleiden (die vloeiende overgang). Ook integraal werken is belangrijk. Als er andere problemen in het gezin spelen, pakken we dat makkelijker op.’

Aanbestedingsregels
Er ontstaat een gesprek met de zaal. Wat is er nodig om de werkwijze beter te laten verlopen? Silvester: ‘Het hoofd- en onderaannemerschap zou soepeler en duidelijker moeten zijn. De rol van de gemeente kan duidelijker en die zou makkelijker goedkeuring kunnen geven.’ Er wordt hardop gedroomd over meer samenwerking van FACT met andere instellingen, zoals Enver of Pameijer.
Iemand in de zaal vraagt hoe het komt dat het gevoel bestaat dat energie weglekt tijdens een dergelijk proces, ’terwijl het een waanzinnig goed principe is. Waarom lukt het ons niet om dit goed te doen?’ Silvester noemt de aanbestedingsregels als belangrijkste belemmering voor samenwerking.
Op de vraag op welk moment FACT in beeld komt zegt Silvester: ‘Niet te vroeg. Ga niet over uitstroom praten als de jongere net binnen is, dat is verwarrend. Schakenbosch bepaalt wanneer FACT erbij komt, dat is heel verschillend. Het werkt ook andersom: FACT begeleidt jongeren thuis die soms toch opgenomen moeten worden in Schakenbosch.’

Zwaardere hulp voorkomen
Volgende onderwerp deze middag: SPAN. Dit is een Specialistisch Ambulant Netwerk van professionals met expertise in jeugd en onderwijs, jeugd-GGZ en LVB jongeren. Het is een intensief netwerk rond het wijkteam en opereert ook buiten werktijden. In de pilot van zo’n vijftien maanden (tot eind december 2018) moesten rond de zestig gezinnen begeleid worden via zestien wijkteams op Rotterdam Zuid. Het idee: zwaardere hulp, zoals uithuisplaatsing, voorkomen. Het ging vaak om complexe opvoedingsproblematiek, soms met dreigende escalatie, of gezinnen die net uit een crisis kwamen.

Snelle start
Petra van de Looij is onderzoeker bij de gemeente Rotterdam en vertelt over haar onderzoek naar SPAN. Ze gebruikte een mix aan onderzoeksmethoden en keek bijvoorbeeld ook wat er gebeurd zou zijn als SPAN niet had bestaan. Van de Looij noemt het fijn dat ook cliënten bij haar onderzoek betrokken werden. Daarvan was 80% het eens met de stelling dat ze door SPAN voldoende hulp hadden ontvangen om zelf verder te gaan.
Van de 128 SPAN aanmeldingen zijn ten tijde van het onderzoek 62 gezinnen bediend en zijn veertien afgerond. Gemiddeld duurde de SPAN ondersteuning vijf maanden. In het voorbeeld dat Van de Looij noemt ging het om ondersteuning van een jaar. Met – zeker in het begin – twee maal per week huisbezoeken van ruim twee uur.
‘Belangrijk aan SPAN is dat de hulp snel kan starten, de juiste expertise beschikbaar is en de hulp intensief is. Wijkteams zijn positief over de effectiviteit en de samenwerking. In zeker de helft van de gevallen blijkt inzet van SPAN effectiever en ook goedkoper dan een arrangement. Een valkuil is dat een hulpverlener te lang in het gezin blijft. Ook de rol van casusregisseur versus hulpverlener is een punt van overleg. Iets anders is de zwaarte van aanmeldingen, daar moet kritisch naar gekeken worden. Een situatie met jeugdbescherming is bijvoorbeeld te zwaar voor SPAN inzet. Dit onderzoek laat dus positieve effecten zien, maar de pilot was te kleinschalig om er algemene conclusies aan te verbinden.’ Het onderzoeksrapport is te vinden op www.st-raw.nl bij ‘publicaties‘.

Open blik
Astrid van den Berghe en Jessica van der End vertellen vervolgens over hun ervaringen als professionals bij SPAN. Bijvoorbeeld de constatering dat er meer wordt uitgegaan van het gezin, niet zozeer van het bestaande hulpaanbod. En dat er na een wekelijks aanmeldoverleg zo snel mogelijk in het wijkteam wordt gesproken over het gezin, waarbij verschillende visies bestaan. Van der End: ‘Daardoor pas je je werkwijze soms aan met als gevolg een sneller resultaat. Zet jezelf en je eigen referentiekader opzij, houd een open blik.’
Andere aanbevelingen zijn dat er door SPAN meer diversiteit in een team is. En ook: hoe belangrijk het is om methodieken goed uit te leggen aan het gezin, zodat het gezin zich minder snel voelt ‘aangevallen’. Van der End: ‘Probeer feitelijk te blijven, ga niet mee in emotie of paniek. Spreek vanaf het begin af wanneer de evaluatie en afsluiting zijn, met wie er contact is – veel met het wijkteam. Dat is goed gelukt, daar zijn we trots op!’

Systeem veranderen
Vanuit de zaal komen opmerkingen. Er is veel in gang gezet in integraal en multidisciplinair werken. Er zijn arrangementen voorkomen. Maar ook: wijkteamleden kijken soms met enige jaloezie naar de SPAN-medewerker, omdat die veel meer tijd heeft om een gezin te begeleiden. Zouden ze zelf ook wel willen… ‘Je zou dit iedereen en elk gezin gunnen. Daarvoor moet het systeem veranderen’, zegt iemand.

Warm hart
In een korte discussie na afloop van de presentaties benoemt iemand: ‘Ik hoor over veel mankementen bij het arrangementenmodel. Laten we dat dan aanpakken en repareren. Het is bijvoorbeeld nu vrijwel onmogelijk om een goede combinatie te maken tussen hulp en pleegkinderen.’
Wilma Jansen van ST-RAW stelt de vraag of het bij innovaties vooral om samenwerking gaat. ‘Is dat wat we nodig hebben?’ Iemand vindt van wel en dat we niet moeten focussen op geld en wachtlijsten. Een ander vult aan: ‘De ontwikkeling van het kind is ons primaire doel. Laten we oppassen dat we niet na elkaar maar juist met elkaar optrekken. Bij SPAN is dat zo. Het is een aanvullende basiszorg die niet zozeer in de plaats komt van arrangementen. Elk wijkteam is anders en soms ontbreekt het ook aan formatie.’
Over relationeel werken met een warm hart zegt iemand nog: ‘Contact opbouwen met een cliënt is natuurlijk belangrijk maar er is te weinig tijd voor. De de-professionalisering moet op gang komen. Met meer vrijwilligers in een wijkteam en meer informele vormen van hulp. Dat wil de politiek.’ Iemand anders reageert: ‘Als cliënten bij ons uitstromen probeer ik HBO-studenten in te zetten of mensen naar een welzijnsorganisatie zoals wmo-radar te leiden. Daar zijn activiteiten voor kinderen en kun je iets doen aan de onbekendheid met de stad, bijvoorbeeld met een Rotterdampas. Vrijwilligers helpen daarbij.’

Bekijk hier het volledige programma

Download de presentaties:

Over de auteur Bekijk alle berichten

ST-RAW

De academische werkplaats in Rotterdam ST-RAW wil jeugdigen en gezinnen meer gebruik laten maken van hun eigen kracht. Het motto: ‘zelfredzaam waar het kan, ondersteunen waar het hoort en doorpakken waar het moet.’