9e Kennisatelier van ST-RAW, 20 juni 2019
Hoe kun je kinderen van ouders met psychische problemen (in de sector afgekort als KOPP-kinderen) het beste helpen? Daarover ging 20 juni 2019 het ST-RAW Kennisatelier in de Pauluskerk. De bijeenkomst ging ook over de stand van zaken qua onderzoek en samenwerking. Maar het was vooral een oproep om meer urgentie en een meer maatschappelijke insteek bij de hulpverlening.
De cijfers
In Rotterdam wonen ruim 24.000 kinderen van wie ouders psychische problemen hebben. Voor deze kinderen heeft de gemeente financiële ruimte voor behandeling van 300 kinderen. ‘Maar er melden zich minder dan 300 kinderen aan. Hoe kan dat?’, vroeg onderzoeker Tessa de Groot zich af. Zij was een van de vijf sprekers die over de ondersteuning van KOPP-kinderen spraken.
Niet curatief, maar maatschappelijk
Over KOPP-kinderen is al veel kennis verzameld, zo bleek deze middag. Wat nog niet overal even duidelijk is, is de maatschappelijke benadering bij hulp aan deze gezinnen en hun kinderen. De sprekers benadrukten dat het belangrijk is dat de gemeente Rotterdam de ondersteuning van KOPP-kinderen verwerkt in het gemeentelijk beleid. Dat gebeurt overigens al, maar het kan altijd beter. De deskundigen gaven aan dat de ondersteuning effectiever kan zijn als bij KOPP-kinderen de benadering niet curatief, maar maatschappelijk gericht is.
Geïntegreerde wijkaanpak
Prof.dr. Clemens M.H. Hosman die dertig jaar onderzoek naar hulp aan KOPP-kinderen deed, ging daar 20 juni dieper op in. ‘Het bijstaan van KOPP-kinderen is lange tijd een marginaal thema geweest. Het ontwikkelt zich nu naar een kernthema van zorg&samenleving. Van een klinische aanpak naar publieke impact.’ Hosman vindt dat dit kernthema beter uit de verf komt als KOPP-kinderen niet als een probleem worden gezien maar als ze benaderd worden in termen van kracht en kansen. ‘Biedt niet langer een verzameling losse interventies aan, maar zie het als een onderdeel van een geïntegreerde wijkaanpak.’
Een maatschappelijke benadering in plaats van een puur curatieve is zinnig vanwege de maatschappelijke effecten waar KOPP-kinderen mee te maken krijgen. Ze krijgen op latere leeftijd bijvoorbeeld vaker dan gemiddeld met armoede te maken. Nog een voorbeeld van zo’n bijkomend probleem volgens Hosman: ‘KOPP-kinderen hebben op latere leeftijd opvallend vaak last van chronische ziekten.’ Ook verslavingproblematiek, schulden en werkeloosheid zijn te koppelen aan een jeugd bij ouders met psychische problemen.
Download de presentatie van Prof.dr. Clemens M.H. Hosman
Vier kinderen in elke schoolklas
Naïma Salmi van hulpverleningsorganisatie Indigo Rijnmond maakte het nog wat concreter allemaal.
‘In een gemiddeld Rotterdamse schoolklas zitten vier tot vijf KOPP-kinderen. Opgroeien in een KOPP-gezin betekent dat je als kind drie keer zoveel te maken kunt krijgen met kindermishandeling. En één op de drie KOPP-kinderen ontwikkelt op latere leeftijd problemen die toe te schrijven zijn aan de situatie in de jeugd.’
Het is als docent en hulpverlener lang niet altijd makkelijk om deze kinderen te herkennen, zodat problemen en risico’s op de juiste waarde wordt geschat. Salmi wees als hulpmiddel in dit verband op de signalenkaart ( zie www.koppkvo.nl).
Ook zij was pleitbezorger van een brede aanpak. ‘Daarom doen wij als Indigo ook familiegesprekken. Daarbij is het belangrijk om de ouders de erkenning te geven die ze verdienen. Opvoeden is in alle gevallen al lastig. Laat staan als er ook nog eens psychische problemen bijkomen.’
Download de presentatie van Indigo
‘Durven behandelaren het gesprek wel aan te gaan?’
Tessa de Groot van onderzoeksbureau W&I Group ging in op het brede gesprek met de ouders. Dat zijn niet zo maar gesprekken uit de losse pols. ‘Het vergt marketingtechnieken om mensen te verleiden en om gedrag te veranderen.’ Het klinkt zo vanzelfsprekend om met ouders te gaan praten. Toch gebeurt dit volgens De Groot te weinig. ‘Durven behandelaren het gesprek wel aan te gaan?’, vroeg zij zich af. Met een gesprek kun je concreet problemen voorkomen. ‘Maar behandelaren zijn in de regel meer curatief dan preventief ingesteld.’ Ze had een dubbele oproep: ‘Verhoog de urgentie. En begin pas met een behandeling als je weet wat de effecten van de interventie zijn.’
Ouders en kinderen maken zich zorgen
GZ-psycholoog Dr. Esther Mesman van de afdeling Kinder- en Jeugdpsychiatrie/psychologie van het Erasmus MC-Sophia wees erop dat we over het risico op het ontwikkelen van stoornissen op volwassen leeftijd niet zoveel weten. Mesman en haar team deden een aantal gerichte studies naar KOPP-kinderen en hun ouders.
Nieuw is de MARIO-studie die Mesman deze zomer opstart. Het is een onderzoek dat zich juist richt op lange termijn-effecten waarover we nu nog niet zoveel met zekerheid kunnen zeggen. Het gaat dan vooral om meer inzicht in het ontwikkelen van depressies van deze kinderen. Ook preventie en het in een vroeg stadium herkennen van depressies zijn onderzoeksdoelen van de MARIO-studie.
De behoefte aan onderbouwde kennis over de lange termijneffecten is groot, stelt Mesman: ‘Driekwart van de ouders met stemmingsstoornissen maakt zich zorgen over de ontwikkeling van hun kinderen en ruim zestig procent van de kinderen is bang dat ze dezelfde stemmingsstoornis krijgen als hun ouders.’